In de nota ‘Het Montessorionderwijs in de 21e eeuw’ van het Wetenschappelijk Bureau van de NMV wordt een breed kader geschetst van montessori-onderwijs. Kort samengevat worden drie doelen voor leerlingen als uitgangspunten gekozen:
– Het zich kunnen ontwikkelen tot een onafhankelijke persoonlijkheid;
– Het verwerven van bekwaamheden om in studie, werk en samenleving te kunnen functioneren;
– Het op een verantwoordelijke wijze leren vervullen van een maatschappelijke rol.
Om deze doelen te kunnen verwezenlijken dient de school een pedagogisch klimaat te creëren waarin leraren en leerlingen elkaar vertrouwen en respecteren. Vanuit dat vertrouwen krijgen leerlingen de ruimte om te leren verantwoordelijkheid te dragen binnen zekere kaders.
De school wordt gezien als een voorbereide omgeving: leerlingen leren van en met elkaar in een activerende leeromgeving. De omgeving sluit aan bij de leeftijdsfase van leerlingen. In de voorbereide omgeving genieten leerlingen binnen bepaalde kaders keuzevrijheid. De didactische organisatie bestaat uit denk- en doevaardigheden waarmee werkelijk-heidsgebieden onderzocht kunnen worden. In het werk worden de leerlingen steeds expliciet uitgedaagd tot nadenken over hun eigen stijl van werken.
Leraren zijn in staat vast te stellen waar leerling staan in hun ontwikkeling. Zij beschikken daartoe over observatie- en reflectievaardigheden.
De scholen functioneren binnen cultureel bepaalde grenzen, die bijvoorbeeld bestaan uit de landelijke eisen op het gebied van vakinhoud en afsluiting.
De leeftijd van leerlingen van vmo-scholen vraagt om een eigen invulling van montessori-onderwijs, uitgaande van de uitgangspunten zoals onder andere in de NMV-nota beschreven. De inhoud van het leermateriaal op vmo-scholen is deels abstracter van aard dan in het basisonderwijs en deels al gericht op werk en het functioneren in de samenleving.
Zes voor vmo-scholen essentiële karakteristieken zijn richtinggevend voor voortgezet montessori-onderwijs en duidelijk zichtbaar in de vmo-scholen, zij het dat scholen er een eigen uitwerking aan geven. Het gaat om de volgende zes karakteristieken:
1. Hoofd, hart en handen: montessori-onderwijs biedt een bredere vorming aan dan alleen gericht op cognitieve doelen en streeft naar verdieping van leren door integratie van hoofd, hart en handen.
2. Leren kiezen: het is een voorwaarde voor de ontwikkeling van de zelfstandigheid dat leerlingen leren om keuzes te maken.
3. Reflecteren: reflectie op het leren vormt voor de leerkracht en leerlingen de basis om vast te stellen waar een leerling staat in zijn of haar ontwikkeling en daarnaar te handelen.
4. Sociaal leren: leerlingen zijn in de leeftijdsfase van het voortgezet onderwijs erg gericht op het sociaal functioneren met leeftijdsgenoten. Het van en met elkaar leren is een belangrijke karakteristiek van vmo-scholen.
5. Samenhang in leerstof: de nota ‘het Montessorionderwijs in de 21e eeuw’ geeft aan dat leerlingen werkelijkheidsgebieden moeten onderzoeken. Daarmee worden de grenzen tussen de traditionele vakken overschreden.
6. Binnen en buiten school: het leren van bekwaamheden en het verwerven van een maatschappelijke rol vindt in en buiten school plaats. Analoog aan de ‘oefeningen voor het dagelijks leven’ van de montessori basisschool, schenken vmo-scholen aandacht aan oefeningen voor het maatschappelijk leven.
De zes karakteristieken leiden tot een repertoire aan competenties waarover vmo-leraren
dienen te beschikken..
De NMV-nota geeft een compleet beeld van de kenmerken van een montessorischool. De invulling van de verschillende karakteristieken in de onderwijspraktijk van alledag is divers en af en toe lastig te realiseren
bron: Karakteristieken van scholen voor voortgezet Montessori-onderwijs.