Primair onderwijs (0-12 jaar)
In de periode van 0 tot 12 jaar maakt een kind een grote groei door. Het kind heeft prikkels nodig om zijn omgeving te ontdekken en wordt steeds bewuster van zijn plaats daarin. Naarmate het kind ouder wordt, raakt hij meer geïnteresseerd in het hoe en waarom. Voor ouders, leerkrachten en begeleiders ligt hier een belangrijke taak: een kind zoveel mogelijk stimuleren en ondersteunen vanuit de gedachte van Maria Montessori: “Leer mij het zelf doen”. De opvang en het onderwijs van montessori-instelling zijn hier helemaal op ingericht.
De voorbereide omgeving
In voorbereide omgeving is een omgeving met flexibele inrichting waardoor kinderen continu worden uitgedaagd tot leren en ontdekken. Als we het over omgeving hebben, dan hebben we het over binnen én buiten. In een groep zitten kinderen van verschillende leeftijden. Daardoor blijven kinderen een aantal jaar in dezelfde ruimte, die met hen meegroeit en aangepast wordt aan de ontwikkeling die ze doormaken.
Ontwikkelen op eigen manier
Kinderen verschillen van elkaar in aanleg, leerstijl, belangstelling en tempo. Ieder kind ontwikkelt zich op zijn eigen manier. In het montessorionderwijs zitten verschillende leerjaren bij elkaar, wat het samenwerken van kinderen van verschillende leeftijden bevordert. Ze ervaren en leren dat alle kinderen verschillen en leren die verschillen te accepteren: je mag zijn wie je bent. Omdat alle kinderen op hun eigen tempo mogen werken, valt het ook niet op wie verder in zijn ontwikkeling is en wie minder ver. Dit vergroot het eigen leerplezier voor iedereen.
Begeleiding bij kunnen en willen
In de klas observeren leerkrachten de kinderen tijdens alle activiteiten. Ze kunnen daardoor goed inspelen op wat er gebeurt en een kind persoonlijke aandacht, feedback of ruimte geven.
Blijvend ontwikkelen
Door de manier van werken leren de kinderen een nieuwsgierige onderzoekende houding te ontwikkelen. Deze houding zorgt ervoor dat zij ook na hun schoolperiode uitgedaagd worden om te blijven leren en ontwikkelen.
De ontwikkelingsfasen van het kind
Volgens de visie van Maria Montessori ontwikkelt ieder kind zich in een aantal fasen, waarin verschillende aspecten uit zijn omgeving centraal staan.
De schepper (0-3 jaar)
Een jong kind neemt uit zijn omgeving (onbewust) informatie op. Hij ontwikkelt zich via zijn ‘absorberende geest’. Het is dan ook belangrijk dat een kind veel indrukken en ervaringen kan opdoen. De omgeving moet dan ook voldoende prikkelen. Het is dan ook de taak van ouders en opvang om genoeg indrukken en ervaringen te bieden.
De werker (3-6 jaar)
Een kind doet bewust indrukken op. Hij wil zelf handelen en heeft aandacht voor het verloop van een handeling, die hij herhaalt om vanuit een innerlijke behoefte te oefenen. Het is hierbij belangrijk om een goed voorbereide omgeving aan te bieden waarin het kind zijn behoefte tot ontwikkeling mag volgen.
De verkenner (6-9 jaar)
Een kind wil samen met anderen activiteiten doen. De belangstelling voor normen, waarden en regels groeit. Zijn behoeften veranderen; hij wil graag bij anderen horen en samen dingen ondernemen.
De wetenschapper (9-12 jaar)
Een kind gaat verbanden zien en bouwt zo een beeld over de wereld op. Hij denkt na over de plaats van een mens in die wereld en wil inzicht krijgen in de cultuur waarin het leeft. Het is de basis voor maatschappelijke bewustzijn.
Montessorikwaliteit
We zijn trots op de vele en diverse montessori-instellingen in Nederland! De NMV bewaakt hiervan de kwaliteit; de instellingen tonen zélf aan waarom zij een montessori-instelling zijn en hoe zij zich ontwikkelen.
Meer over de principes van Montessori onderwijs weten?
Maria Montessori gaat uit van de gedachte dat je een kind vrij moet laten zodat hij de wereld om hem heen kan begrijpen. In het montessorionderwijs en -opvang staat daarom de behoefte van het kind staat centraal. Benieuwd hoe we dat doen?
Veelgestelde vragen
- Wat is het grootste verschil tussen klassikaal- en montessorionderwijs?
-
Het klassikale onderwijs kiest voor kennisoverdracht aan een hele groep ineens. Het montessorionderwijs gaat uit van het individuele kind; elk kind wordt individueel begeleid. Het montessorionderwijs ziet opvoeding en onderwijs als één geheel. Op een montessorischool wordt niet gewerkt met het zogenaamde leerstofjaarklassensysteem. Dit is het systeem waarbij kinderen op hetzelfde niveau starten en op hetzelfde niveau eindigen. Montessorischolen kijken naar de kinderen en hun behoeftes en talenten binnen het onderwijs.
- Wordt er ook ‘klassikaal’ lesgegeven?
-
Het zelfstandig werken wordt afgewisseld met groepsmomenten aan delen van de groep. Leerkrachten geven dus ook les aan de hele groep. De kinderen verwerken de leerstof vervolgens wel op hun eigen niveau en in hun eigen tempo.
- Is montessorionderwijs geschikt voor elk kind?
-
Elk kind kan montessorionderwijs volgen, behalve als de opvattingen over opvoeden van ouders afwijken van de principes van montessorionderwijs. Stillere kinderen leren in een groep goed voor zichzelf op te komen en hun mening te uiten. Drukkere kinderen leren met hun energie om te gaan, omdat het montessorionderwijs tegemoetkomt aan de beweeglijkheid van de kinderen. En omdat het onderwijs en het leermateriaal zeer gestructureerd zijn, leren de kinderen omgaan met orde en regelmaat. Daardoor vinden ze rust en bouwen ze zelfvertrouwen op.
- Als kinderen ‘vrij’ mogen werken, hoe weten ze dan wat ze moeten doen? Wordt het dan geen ongestructureerd rommeltje?
-
Het montessorimateriaal is zo ontworpen dat het één begrip op zeer gestructureerde wijze uitlegt. Niets in het montessorionderwijs gebeurt zomaar of toevallig; alles heeft zijn plaats en zijn reden. Leerkrachten leren de kinderen plannen. Als je weet wat je wilt gaan doen en hoe dat moet, ontstaat er een structurele rustige manier van werken en leren.
- Waarom zijn er meerdere leeftijdsgroepen in één klas?
-
Tijdens de schoolperiode is een kind een paar keer jongste en oudste in de groep (bij een groter leerlingenaantal ook een keer de middelste in de groep). Zo kunnen kinderen van elkaar leren, kunnen ze elkaar helpen en het besef krijgen dat zij verantwoordelijk zijn voor elkaar.