Ontwikkelingsfasen
Maria Montessori verdeelde de ontwikkeling van de groei naar volwassenheid in drie perioden van ieder zes jaar.
- Als eerste de periode van schepping vanaf de geboorte tot en met zes jaar;
- dan volgt de periode van verkenning en wetenschap: van zes tot en met twaalf jaar
- en als laatste de periode van maatschappelijke gerichtheid, vanaf twaalf jaar.
Leeftijden geven gemiddelden aan want verschillen tussen individuen blijven bestaan.
De visie op de ontwikkelingsfasen komt het duidelijkst tot uitdrukking bij het werken met heterogene groepen. Het betreft dan een sociale omgeving waarin de kinderen zich ontwikkelen en leren omgaan met kinderen van verschillende leeftijden. In elke periode van groei zijn kinderen specifiek gericht op bepaalde ontwikkelingsgebieden. Het is aan de opvoeders om kinderen bij deze ontwikkeling zoveel mogelijk te ondersteunen en te stimuleren.
Periode van schepping
Deze periode is onderverdeeld in een onbewuste fase, vanaf de geboorte tot drie jaar, en een bewuste fase, van drie tot en met zes jaar.
In de eerste drie jaar maakt het kind een enorm snelle groei door. Opvoeders kunnen zien wat het kind nodig heeft en de directe omgeving daarop aanpassen. Kenmerken in deze fase zijn de ontwikkeling van de motoriek, de spraaktaal en het oefenen van de zintuigen.
Bewuste schepper of ontdekker
Rond het derde jaar gaat het kind bewuster de omgeving ontdekken. Bij allerlei handelingen gaat het kind bewust ordenen. Daarbij gebruikt het de sensoriek, de motoriek en de taal. De waarneming en de coördinatie van de bewegingen verbeteren nu duidelijk en wordt meer verfijnder. De aandacht verscherpt en het kind kan zich langer en beter concentreren. Het kind heeft de zogenoemde woordhonger, er ontstaat een groeiende taalvaardigheid. Het jonge kind handelt vanuit zijn egocentrisch denken en is ik-gericht.
Periode van verkenning en wetenschap
Deze periode is onderverdeeld in twee fasen, die van de verkenner van zes tot negen jaar, en die van de wetenschapper, van negen tot en met twaalf jaar.
Verkenner
In deze periode verruimt het kind zijn horizon en daarmee ook de oriëntatie op de wereld. Het kind kan zich voorstellingen maken van zaken die het niet heeft waargenomen: de verbeeldingskracht ontkiemt. Het geheugen van de verkenner is top en in deze periode is het kind in staat enorme hoeveelheden aan kennis op te bouwen.
De basis van onze montessoriopvoeding en montessorionderwijs is kosmische educatie. Kosmische educatie geeft het kind zicht op de ontwikkeling van het leven.
Het kind wordt zich bewust van zijn plaats en zijn verantwoordelijkheid voor de omgeving in de ruimste zin van het woord.
Daarbij is het van belang dat er een balans is tussen de levende en niet-levende natuur.
KOO betekent kosmische opvoeding en onderwijs. Dit geeft de onderlinge verbondenheid aan.
Bij kosmische educatie gaat het om educatie in relatie tot de omgeving waarin de samenhang van tijd (wanneer) en ruimte (waar) wordt aangeboden en onderzocht.
Essentieel is het leren leggen van verbanden en het ontdekken van samenhang.
De wetenschapper
In de periode van negen tot twaalf jaar raakt het kind verder geïnteresseerd in het hoe en waarom. Het kind is nieuwsgierig, doet onderzoek en ontdekt wetmatigheden. Verbeeldingskracht wordt gebruikt om nieuwe variaties te bedenken.