Voortgezet onderwijs (12-18 jaar)

De leeftijd van 12 tot 18 jaar een belangrijke periode voor socialisering. Kinderen zijn in de puberteit niet alleen op zoek naar zichzelf, maar ook naar een eigen plek in de wereld. Het voortgezet montessorionderwijs leidt kinderen op tot bouwers van de toekomst, zodat zij voorbereid zijn op de maatschappij.

Drie ontwikkeldoelen

Wij investeren in een manier van werken die de motivatie van kinderen vergroot, juist door naast kwalificatie ook persoonsvorming en socialisatie een plek te geven. Het voortgezet montessorionderwijs werkt vanuit de drie brede ontwikkeldoelen creativiteit, zelfstandigheid en maatschappelijk bewustzijn.

Maatschappelijk bewustzijn uitgelicht

Als we het hebben over maatschappelijke bewustzijn, dan gaat het over het begrip in de breedste zin. Niet alleen het deelnemen en een bijdrage leveren aan de maatschappij, maar ook het interpreteren van de maatschappij om je heen. Een kind ontwikkelt hierbij de vaardigheden die horen bij de interactie en communicatie voor persoonlijk optreden en onderling contact. Dit zorgt voor een stevige sociale basis. Het kind wordt zich daarnaast in een steeds grotere mate bewust van de wereld en ontwikkelingen om zich heen en het tijdperk waarin het kind opgroeit: het omgevingsbewustzijn. Maatschappelijk bewustzijn zorgt ook voor de groeiende bereidheid van het kind om samen te werken aan een gemeenschappelijk doel en de bijbehorende rollen en eigenschappen die het samenwerken met zich meebrengt.

Karakteristieken

Voor het voorgezet onderwijs zijn zes montessorikarakteristieken beschreven, waar scholen zelf mee aan de slag kunnen:

  1. Hoofd, hart en handen: het montessorionderwijs biedt een bredere vorming aan dan alleen gericht op cognitieve doelen en streeft naar verdieping van leren door integratie van hoofd, hart en handen.
  2. Leren kiezen: we leren kinderen keuzes maken. Als een kind keuzes geeft, raakt het sneller gemotiveerd.
  3. Reflecteren: reflectie op het leren vormt voor de docent en leerlingen de basis om vast te stellen waar een leerling staat in zijn of haar ontwikkeling en daarnaar te handelen.
  4. Sociaal leren: leerlingen zijn in deze leeftijdsfase erg gericht op het sociaal functioneren met leeftijdsgenoten. Het van en met elkaar leren is een belangrijke karakteristiek.
  5. Samenhang in leerstof: leerlingen moeten werkelijkheidsgebieden onderzoeken. Daarmee worden de grenzen tussen de traditionele vakken overschreden.
  6. Binnen en buiten school: het leren van bekwaamheden en het verwerven van een maatschappelijke rol vindt in en buiten school plaats. Er is dan ook aandacht voor oefeningen voor het maatschappelijk leven.

De ontwikkelingsfasen van het kind

Maria Montessori verdeelde de ontwikkeling van de groei naar volwassenheid in drie perioden, specifiek gericht op bepaalde ontwikkelingsgebieden. Het is aan de opvoeders om kinderen hierbij zoveel mogelijk te ondersteunen en te stimuleren.

Een kind gaat zich meer oriënteren op de wereld op zich heen en zijn eigen plek hierin. Hij ontwikkelt zich tot een onafhankelijk persoon, leert bekwaamheden verwerven om in studie, werk en samenleving te functioneren. En hij leert om op een verantwoordelijke manier een maatschappelijke rol te vervullen.

Montessorikwaliteit

We zijn trots op de vele en diverse montessori-instellingen in Nederland! De NMV bewaakt hiervan de kwaliteit; de instellingen tonen zélf aan waarom zij een montessori-instelling zijn en hoe zij zich ontwikkelen.

      Meer over de principes van Montessori onderwijs weten?

      Maria Montessori gaat uit van de gedachte dat je een kind vrij moet laten zodat hij de wereld om hem heen kan begrijpen. In montessorionderwijs en -opvang staat daarom de behoefte van het kind staat centraal. Benieuwd hoe we dat doen?

      Veelgestelde vragen

      Klassikaal onderwijs kiest voor kennisoverdracht aan een hele groep. Het montessorionderwijs gaat uit van het individuele kind en ziet opvoeding en onderwijs als één geheel. Op een montessori-instelling wordt niet gewerkt met een leerstofjaarklassensysteem, waarbij kinderen op hetzelfde niveau starten en op hetzelfde niveau eindigen. Montessori-instellingen kijken naar de kinderen en hun behoeftes en talenten binnen het onderwijs.

      Het zelfstandig werken wordt afgewisseld met groepsmomenten aan delen van de groep. Leerkrachten geven dus ook les aan de hele groep. De kinderen verwerken de leerstof vervolgens wel op hun eigen niveau en in hun eigen tempo.

      Elk kind kan montessorionderwijs volgen, behalve als de opvattingen over opvoeden van ouders afwijken van de principes van montessorionderwijs. Stillere kinderen leren in een groep goed voor zichzelf op te komen en hun mening te uiten. Drukkere kinderen leren met hun energie om te gaan, omdat het montessorionderwijs tegemoetkomt aan de beweeglijkheid van de kinderen. En omdat het onderwijs en het leermateriaal zeer gestructureerd zijn, leren de kinderen omgaan met orde en regelmaat. Daardoor vinden ze rust en bouwen ze zelfvertrouwen op.

      Het montessorimateriaal is zo ontworpen dat het één begrip op zeer gestructureerde wijze uitlegt. Niets in het montessorionderwijs gebeurt zomaar of toevallig; alles heeft zijn plaats en zijn reden. Leerkrachten leren de kinderen plannen. Als je weet wat je wilt gaan doen en hoe dat moet, ontstaat er een structurele rustige manier van werken en leren.

      Tijdens de schoolperiode is een kind een paar keer jongste en oudste in de groep (bij een groter leerlingenaantal ook een keer de middelste in de groep). Zo kunnen kinderen van elkaar leren, kunnen ze elkaar helpen en het besef krijgen dat zij verantwoordelijk zijn voor elkaar.