Over Montessori

Montessorionderwijs is ontwikkeld door Maria Montessori (1870-1952), een arts en pedagoog uit Italië. Zij observeerde kinderen en ging uit van de gedachte dat dat je een kind vrij moet laten zodat hij of zij de wereld om zijn of haar heen kan begrijpen. Daarom staat in het montessorionderwijs en opvang de behoefte van het kind centraal. We zetten de belangrijkste kenmerken van montessori-instellingen op een rij.

Heterogene groepen

In een groep zitten kinderen van verschillende leeftijden. Dit bevordert een harmonische ontwikkeling: een kind is eerst de jongste, dan de middelste en tenslotte de oudste van de groep. Kinderen kunnen hierdoor elkaar helpen en van elkaar leren.

Uitnodigend materiaal

De leer- en ontwikkelingsmaterialen, waarmee het kind werkt, worden materiaal genoemd. Een kind ‘onderwijst’ zichzelf hiermee. Het zijn aantrekkelijke, en vaak eenvoudige aan het kind aangepaste materialen die een ‘controle op de fout’ bevatten. Zo heeft een kind niet altijd een volwassene nodig om succeservaringen opdoen.

Vrijheid

Zowel ons onderwijs als opvang spelen in op de leer en ontwikkelvraag van ieder kind. Kinderen hebben de vrijheid om te kiezen wat ze gaan doen in de groep. Ze kiezen zelf uit de leer- en ontwikkelingsmaterialen waardoor ze omringd worden (keuzevrijheid). Met het materiaal kunnen ze zelf ontdekken en bepalen hoe lang ze er mee bezig willen zijn (tempovrijheid). Ze zijn zelf de maat voor wat ze presteren: iedereen doet datgene wat hij of zij kan zo goed mogelijk naar eigen vermogen (niveauvrijheid). In de groep mogen kinderen zelf het materiaal uit de vaste plaats in de kast pakken en het er na gebruik weer in terug zetten (bewegingsvrijheid). De medewerker observeert hierbij een kind en bepaalt of zijn of haar keuzes in een goede verhouding staan tot de mogelijkheden van het kind.

Geen cijfers, wel zelfcorrectie

De leer- en ontwikkelingsmaterialen voor kinderen zijn zo ontworpen, dat het materiaal zelf inzicht geeft wanneer iets goed is of wanneer het nog verbeterd moet worden. Door observatie wordt een kind gevolgd in zijn of haar ontwikkeling.

Speciaal opgeleide medewerkers

Om te kunnen werken bij een montessori-instelling is een apart diploma nodig. Iedere medewerker moet immers goed weten hoe de leer- en ontwikkelingsmaterialen worden gebruikt en hoe we op een montessori-instelling met kinderen werken. Leerkrachten kunnen dit diploma soms halen, samen met hun Pabo diploma. Andere medewerkers halen hun montessoridiploma achteraf aan een opleiding of in het buitenland.

Maria Montessori

Maria Montessori (1870-1952) is de grondlegger van het naar haar vernoemde montessorionderwijs en -opvoeding. Kinderen leren eigen keuzes te maken om zelfstandig te werken en te leren vanuit motivatie.

Montessori per ontwikkelfase

Maria Montessori verdeelde de ontwikkeling van de groei naar volwassenheid, specifiek gericht op bepaalde ontwikkelingsgebieden.

Montessorikwaliteit

We zijn trots op de vele en diverse montessori-instellingen in Nederland! De NMV bewaakt hiervan de kwaliteit; de instellingen tonen zélf aan waarom zij een montessori-instelling zijn en hoe zij zich ontwikkelen.


Of ga direct naar de door de NMV opgestelde kwaliteitskaders voor het primair onderwijs

Honderd jaar Montessori

We hebben de montessorigedachte en hoe het werkt op een montessori-instelling in beeld gebracht. Benieuwd? Bekijk de video!

      Veelgestelde vragen

      Klassikaal onderwijs kiest voor kennisoverdracht aan een hele groep. Het montessorionderwijs gaat uit van het individuele kind en ziet opvoeding en onderwijs als één geheel. Op een montessori-instelling wordt niet gewerkt met een leerstofjaarklassensysteem, waarbij kinderen op hetzelfde niveau starten en op hetzelfde niveau eindigen. Montessori-instellingen kijken naar de kinderen en hun behoeftes en talenten binnen het onderwijs.

      Het zelfstandig werken wordt afgewisseld met groepsmomenten aan delen van de groep. Leerkrachten geven dus ook les aan de hele groep. De kinderen verwerken de leerstof vervolgens wel op hun eigen niveau en in hun eigen tempo.

      Elk kind kan montessorionderwijs volgen, behalve als de opvattingen over opvoeden van ouders afwijken van de principes van montessorionderwijs. Stillere kinderen leren in een groep goed voor zichzelf op te komen en hun mening te uiten. Drukkere kinderen leren met hun energie om te gaan, omdat het montessorionderwijs tegemoetkomt aan de beweeglijkheid van de kinderen. En omdat het onderwijs en het leermateriaal zeer gestructureerd zijn, leren de kinderen omgaan met orde en regelmaat. Daardoor vinden ze rust en bouwen ze zelfvertrouwen op.

      Het montessorimateriaal is zo ontworpen dat het één begrip op zeer gestructureerde wijze uitlegt. Niets in het montessorionderwijs gebeurt zomaar of toevallig; alles heeft zijn plaats en zijn reden. Leerkrachten leren de kinderen plannen. Als je weet wat je wilt gaan doen en hoe dat moet, ontstaat er een structurele rustige manier van werken en leren.

      Tijdens de schoolperiode is een kind een paar keer jongste en oudste in de groep (bij een groter leerlingenaantal ook een keer de middelste in de groep). Zo kunnen kinderen van elkaar leren, kunnen ze elkaar helpen en het besef krijgen dat zij verantwoordelijk zijn voor elkaar.