Haves & Have Nots

Onderzoek

Symen van der Zee, lector Vernieuwend Onderwijs

De wereld bestaat in toenemende mate uit “Haves” en “Have Nots”. Montessorionderwijs lijkt, zo laat onderzoek zien, van alle leerlingen qua algemene vorming ‘Haves’ te kunnen maken. En iedere leerling dient als het aankomt op algemene vorming, te behoren tot de ‘Haves’, schrijft Symen van der Zee, lector Vernieuwend Onderwijs aan Hogeschool Saxion, in zijn nieuwste column. 

Terwijl het vermogen van de rijkste vijf personen op aarde sinds 2020 is verdubbeld, is de armste 60 procent van de wereldbevolking, zo’n 5 miljard mensen, er in koopkracht flink op achteruitgegaan. Dit blijkt uit een nieuw rapport van Oxfam dat werd gepresenteerd op een bijeenkomst van het World Economic Forum (WEF). De forse stijging van de inkomens van de rijken is volgens Oxfam tekenend voor de toenemende ongelijkheid in de wereld. De wereld bestaat in toenemende mate uit “Haves” en “Have Nots”.

Enkele weken geleden verschenen de PISA-resultaten. Een zorgwekkende daling wordt geconstateerd op alle gebieden. Nog zorgelijker wordt het wanneer we kijken naar de prestaties van leerlingen op de verschillende niveaus in het voortgezet onderwijs. Wat blijkt, de duik die Nederland maakt wordt met name veroorzaakt door de slechte prestaties van leerlingen op het vmbo. Hoewel ook leerlingen op havo en vwo iets minder zijn gaan presteren, is de daling veel minder fors dan in het vmbo. De prestaties van de havo en vwo-leerlingen zitten nog boven het Europees gemiddelde, die van de leerlingen op het vmbo ver daaronder. Als deze trend doorzet, krijgen we ook wat betreft algemene vorming steeds meer een tweedeling van ‘Haves’ en ‘Have Nots’.

Toenemende ongelijkheid in het onderwijs is een buitengewoon complex probleem; een veelkoppig monster. Zo hangt de geconstateerde kansenongelijkheid samen met het tekort aan leraren, vooral op scholen waar ze het hardst nodig zijn, de vroege selectie in ons onderwijssysteem en ook de toename van de inzet van adaptieve gepersonaliseerde leersystemen die uitgaan van divergente differentiatie. Uit PISA blijkt verder dat leerlingen op alle schoolsoorten tijdens lessen afgeleid worden door hun smartphones, maar op het vmbo ligt dit percentage wel stukken hoger dan op het havo en vwo. En zo zijn er nog veel meer factoren die bijdragen aan kansenongelijkheid in het onderwijs en daarmee de groeiende algemene vormingskloof.

De toename van ongelijkheid is niet zonder gevolgen, zo laten analyses van “The Equality of Trust” zien. Ongelijke samenlevingen hebben minder stabiele economieën en geraken vaker in een financiële crisis. Daar komt bij dat sociale mobiliteit kleiner is en ongelijkheid leidt tot meer criminaliteit en meer gewelddadige criminaliteit. Ook blijkt het leven in een ongelijke samenleving te leiden tot meer stress en een lagere mentale gezondheid. De levensverwachting in ongelijke samenlevingen ligt ook lager. En mensen in meer ongelijke samenlevingen hebben minder vertrouwen in elkaar, zijn minder betrokken bij elkaar en de maatschappij, en geven aan minder gelukkig te zijn met hun leven (https://equalitytrust.org.uk/about-inequality/impacts).

Een samenleving met ‘Haves’ en ‘Have Nots’ is voor niemand een fijne samenleving. Onderwijs alleen kan de problemen niet oplossen, maar kan er wel aan bijdragen. En dit geldt zeker voor montessorionderwijs. Een zorgvuldige opgezette studie van Lillard et al. (2017) laat namelijk zien dat montessorionderwijs over het algemeen leidt tot hogere leeropbrengsten (Montessori Preschool Elevates and Equalizes Child Outcomes: A Longitudinal Study – PMC (nih.gov)). Belangrijker echter, is de conclusie dat montessorionderwijs gelijke kansen bevordert. Lillard en collega’s concluderen dat de prestatiekloof tussen leerlingen met een hoge sociaaleconomische status en lage sociaaleconomische status kleiner werd naarmate leerlingen langer montessorionderwijs genoten. Montessorionderwijs lijkt van alle leerlingen qua algemene vorming dus ‘Haves’ te kunnen maken.

Het is een bemoedigende uitkomst te midden van alle zorg. Tegelijkertijd stellen Lillard en collega’s dat meer onderzoek nodig is. Enerzijds gaat het hierbij om schaal. Met een grotere groep leerlingen moet gekeken worden of montessorionderwijs leidt tot kansengelijkheid. Anderzijds gaat het hierbij om implementatievariatie. Montessorionderwijs kan op verschillende manieren vorm krijgen in de praktijk. Vraag is welke vorm van implementatie het meeste bijdraagt aan kansengelijkheid. Vanuit het lectoraat Vernieuwend Onderwijs pakken we dit laatste vraagstuk momenteel op. In een studie onder leiding van Jaap de Brouwer kijken we naar de wijze waarop montessorionderwijs is geïmplementeerd op scholen en de effecten daarvan op de executieve functies van leerlingen met verschillende achtergronden. Uiteindelijk biedt dit ons meer inzicht in het optimaliseren van de inrichting van ons onderwijs, in het licht van kansengelijkheid. Want iedere leerling dient als het aankomt op algemene vorming, te behoren tot de ‘Haves’.