De zomervakantie op de schop?

Onderzoek

Symen van der Zee, lector Vernieuwend Onderwijs

“Zie jij een andere verdeling van de schoolvakanties zitten?” Precies een jaar geleden werd deze vraag opgeworpen in de rubriek ‘Praat mee’ van de Telegraaf. Doel van de bijdrage was een discussie op gang te brengen over de zomervakantie. Die moet namelijk anders, korter, zo werd betoogd door Frank Oostdam. Niet door leerlingen effectief meer naar school te laten gaan, maar door de zomervakantie te spreiden over het jaar. 

In tegenstelling tot wat je zou verwachten, is Frank Oostdam geen onderwijsdeskundige. Zijn pleidooi was ook niet gestoeld op pedagogische, onderwijsinhoudelijke argumenten. Frank Oostdam is voorzitter van de reiskoepel ANVR. De zomervakantie moet anders ingericht volgens de reisindustrie, om “…zonder angst voor extreem weer naar de Middellandse zee te kunnen reizen.” De bosbranden, extreme hagel en hittegolven in het reisjaar 2023 noemde Oostdam een wake-up call.

De oproep is natuurlijk te absurd voor woorden. De weersextremen zijn voor de reisbranche een wake-up call dat het anders moet met… de schoolvakanties? Dus in plaats van iets te willen doen aan de ecologische ramp die zich voltrekt en waar reizen flink aan bijdraagt, moet het onderwijs aangepast worden om op dezelfde (ecologische) voet verder te kunnen gaan. Het mag klip en klaar zijn dat onderwijs het algemeen belang dient en niet particuliere, commerciële belangen. We passen de zomervakantie dus niet aan omwille van de wensen van de reisindustrie. Er lijkt echter wel een andere reden te zijn om de zomervakantie anders in te richten. Namelijk, het leerverlies dat erdoor wordt veroorzaakt.

Summer learning loss

In de herfst van 1982 ging een inmiddels klassiek geworden onderwijskundige studie van start op de Baltimore City Public Schools in Amerika. Maar liefst 838 kleuters van verschillende scholen namen deel aan het onderzoek, dat de titel ‘Beginning School Study’ kreeg. De leerlingen werden gevolgd en twee keer per jaar getest, zodat nagegaan kon worden hoeveel leerlingen leren gedurende het schooljaar en tijdens de zomervakantie. Bij de start van het onderzoek scoorden leerlingen in de ‘high poverty schools’ gemiddeld 16 punten lager dan de leerlingen in de ‘low poverty schools’. Aan het eind van het basisonderwijs was dit verschil enorm gegroeid, zelfs verdrievoudigd. En wat bleek, het verschil werd groter tijdens de zomervakanties.

Het effect werd het ‘summer learnig loss’ effect genoemd. Inmiddels is het effect welbekend. Het idee is dat maanden leerprogressie tijdens de zomervakantie verloren gaan en dit met name het geval is bij leerlingen met een lage sociaaleconomische status. De zomervakantie zou de kansenongelijkheid vergroten. Met name leerkracht op scholen met een hoge schoolweging zouden de eerste maanden van het nieuwe schooljaar bezig zijn met het opfrissen en opnieuw aanleren van zaken die leerlingen voor de zomer nog onder de knie hadden. Dat is zonde en zorgelijk en reden om de zomervakantie anders in te richten. Tenminste, als dit echt zo is. Nieuw onderzoek trekt het effect namelijk in twijfel. 

Neem bijvoorbeeld de ‘Beginning School Study’. Toen Paul von Hippel (2019), professor in data science en statistiek, daar nog eens goed naar keek, ontdekte hij een simpel, opvallend probleem. De manier waarop toetsresultaten destijds werden gescoord en vergeleken, hield geen rekening met de moeilijkheidsgraad van de vragen. Dat blijkt nogal uit te maken. Voeg je bijvoorbeeld tien moeilijke vragen toe die de beste leerlingen wel goed kunnen beantwoorden en de minder gevorderde leerlingen allemaal fout beantwoorden, dan wordt het verschil tussen deze leerlingen veel groter dan wanneer je tien vragen toevoegt die van gemiddelde moeilijkheidsgraad zijn. De item response theorie houdt hier rekening mee en de toepassing ervan heeft een gigantische impact op het zomerse leerverlies effect (p.12): ‘…when it switched to item response theory scaling, gaps did not expand anymore – in fact, as students got older, gaps shrank.’ Anders gezegd: de verschillen die er in groep 1 al waren, werden door de zomervakantie niet groter. 

Zomerscholen

Meer recent hebben Workman, Von Hippel en Merry (2023) uitgebreider gekeken naar al het onderzoek naar het ‘summer learning loss’ effect. De conclusie op basis van honderd jaar onderzoek naar het effect is, dat het effect niet repliceerbaar is. Resultaten van studies lopen enorm uiteen en het is niet duidelijk waardoor dit het geval is (p.257): ‘Study results may differ because of what models were fit, what test were used, when test were given, and how tests were scored – or because of what children were tested, how old they were, and how they were grouped.’ Het enige resultaat dat consistent en repliceerbaar is, is dat ‘advantaged children’ weinig vooruitgang boeken gedurende de zomervakantie. De zomervakantie biedt daarmee een kans voor leerlingen om in te lopen op de meer gevorderde leerlingen, zo concluderen Workman, Von Hippel en Merry (2023). Of het ook wenselijk is om de zomervakantie aan leren te spenderen, is echter de vraag. Bovendien is het de vraag of zomerscholen daadwerkelijk een substantieel effect hebben op het leren. Het onderzoek dat tot dusverre daar naar is verricht, laat zien dat het de prestatiekloof maar minimaal verkleint. Het gaat dus zowel om de wenselijkheid als om de effectiviteit van zo’n voorstel. 

De zomer zit erop, we zijn weer van start. Laten we er een mooi en inspirerend onderwijsjaar van maken, waarin we het goede doen op een goede manier. Op grond van praktijkwijsheid en op grond van onderzoek. Vanuit het lectoraat Vernieuwend Onderwijs zullen we ons uiterste best doen om hieraan bij te dragen. We gaan verder met ons onderzoek naar montessoriaans burgerschap, zoomen in op montessoriaanse leskwaliteit en gaan verder met het onderzoek naar hoe het montessori-concept in ons land wordt geïmplementeerd en of verschillende invullingen leiden tot verschillende leerresultaten.